Voorjaar 2005 exposeerde Bert Bevers in het oude stadhuis van Bergen op Zoom onder de titel Waar blijft de toekomst? - Berichten uit het oude Europa foto's, monotypes, objecten en tekeningen.


BERT BEVERS, STEM IN MEERVOUD

Er zijn weinig kunstenaars in onze contreien die zo duidelijk, en zo helder ook, aandacht kunnen vragen voor de raadsels om ons heen, voor de vele verschuivingen in de dagelijkse realiteit, als Bert Bevers. Die kleine wonderen willen zich vaak pas openbaren wanneer een fotograaf er een harder of zachter licht op laat vallen dan de zon of een lamp, een graficus of tekenaar de vormen herschikt, een dichter met vertrouwde woorden verbanden aangaat die een totaal nieuw perspectief oproepen. Welnu, Bert Bevers is actief in ál deze culturele genres en dat is opmerkelijk.

Zo’n wijde waaier van uiteenlopende activiteiten is eigenlijk alleen mogelijk wanneer je het credo huldigt dat je niet zozeer een kunstenaar kan worden maar dat bént, of je wilt of niet. Als er iemand is die daarin gelooft dan Bert Bevers wel. Al in een van z’n eerste boeken citeerde hij Archibald MacLeish: A poem should not mean but be. In overdrachtelijke vertaling: een kunstenaar moet niet verwijzen naar een bron van licht of inspiratie maar die zelf zijn. Dit houdt onder meer in dat, hoewel er altijd een balans tussen de twee moet zijn, het instinct prevaleert boven het vakmanschap. Het eerste is altijd aanwezig geweest, het tweede ontstaat pas na jarenlange beoefening van het métier.

Bert Bevers is immer een dichter geweest, het meest met woorden maar, zoals onderhavige tentoonstelling doeltreffend bewijst, ook met afbeeldingen. De te onderscheiden genres zijn ondergeschikt aan de drang de wereld te ordenen volgens strikt persoonlijke criteria. Vroeg, in een gedicht van tientallen jaren geleden, noteerde hij reeds: door een ander licht beschenen / dan het mijne weet u mij // hierin verslaggever te zijn / van dat waarvan uw weten niet / doordrongen nog was in stukken / taal als foto’s: wat erbuiten // valt blijft onvermeld maar kan / men tot in eeuwigheid vermoeden. / ik geef verslagen. Ik hoef ze niet / terug. ik heb ze al geweten.

Een van Bevers’ belangrijkste instrumenten in dat proces is zijn blik, waarmee hij vooral de realiteit zoals die zich aan ons voordoet observeert. Talloos zijn de verwijzingen naar kijken, staren, zien, waarnemen, voor ogen hebben, opnemen… In dit opzicht is hij nauw verwant aan die andere kijker op de rand van wat er voorvalt: Cees Nooteboom.

Geertje Hoefnagels zei het ooit eens als volgt: Beroepen veel dichters zich erop de werkelijkheid te kunnen verlichten, Bert Bevers verduistert de wereld daar waar zij ons verblindt en doet verslag van wat hij ziet. Wat hij dan nog toelaat is als de taal die hij gebruikt: soms hard, vaak complex en diffuus maar altijd waar!

In welk genre hij ook opereert, en of hij nu figuratief of abstract werkt, uit alles blijkt een fascinatie voor het streven naar het blootleggen van het wezenlijke in objecten, mensen, gebeurtenissen, ideeën, dromen. Ik moet aan een mooi citaat van de Duitse dichter Novalis denken: Het zichtbare is de verhullende openbaring van het onzichtbare. Of, iets charmanter, aan de omschrijving van Jan Greshoff: De dichter openbaart geheimen zonder ze te verraden.

Deze tegenspraak doet zich in even sterke mate gelden in het oeuvre van Bert Bevers. Immers: hoe kun je een objectieve, dat wil in dit verband zeggen een algemeen geldende uiting van de werkelijkheid opnemen, die in een foto, gedicht of prent verwerken, wat per definitie een subjectiverend proces is, en de ontstane producten als communicatiemiddel inzetten bij het publiek terwijl je tegelijkertijd de pretentie hebt op zoek te zijn naar iets wezenlijks, iets puurs, wat een autonome werkelijkheid veronderstelt? Deze spanning, dit conflict, maakt in elk geval de kern uit van Bevers’ queeste, die niet voor niets pleisterplaatsen kent met namen als Afglans en In de buurt van de wereld om maar enkele titels van boeken van zijn hand te noemen. Deze spanning en dit conflict komen ook aan bod tussen dichter en lezer, fotograaf en beschouwer. In elk contact tussen de twee kan de vonk ontstaan voor het vuur van vervoering, die altijd vreemde en tegelijk vertrouwde combinatie van weten én ontdekken, en hérontdekken…het vuur dat we graag, en ook gemakshalve, als kunst bestempelen.

Je zou op basis van het bovenstaande misschien verwachten dat de afbeeldingen van Bert Bevers per definitie realistisch zijn maar zijn monotypes tonen nadrukkelijk aan dat zo’n uitgangspunt niet aan de orde is. En dat is logisch want voor wie naar het wezen der dingen peilt mag de uiterlijke vorm, liever gezegd de verschijningsvorm, niet bepalend zijn. Lijken daarom zijn abstracte voorstellingen zo concreet dat we er veel in willen, of kunnen, of moeten herkennen? En lijken zijn beste foto’s daarom soms zo vervreemdend dat ze abstract genoemd mogen worden?

Betracht bijvoorbeeld eens de foto Prima donna in spe, Bergen op Zoom waarop geen danseres te bekennen valt maar de uitstalling van vooralsnog onbekende voorwerpen aan de verder kale wand die aan exotische maskers of schilden of een pantser doen denken. Je zou bijna niet meer zien dat er ook nog een klein meisje tegen die wand zit, ineengedoken, verstijfd, in elk geval niet ontspannen. Haar starende blik bevat veel eerder een innerlijke wereld dan de leegte van de zaal en zodoende wordt haar blik al gauw de onze. Of we willen of niet, we worden aangespoord een verklaring te vinden voor dit alles. We weten dat dat niet hoeft want we kunnen een gewaarwording ondergaan zonder die te willen begrijpen zoals een zonsondergang of een onstuimige sneeuwbui. Zodra een kunstenaar als tussenpersoon optreedt, hebben we die drang tot verklaren wel. Want deze had er een bedoeling mee en die moet ontraadseld worden. Het maakt daarbij niet uit dat kunstenaars zelf lang niet altijd de beste vertolkers zijn van hun werk. Veel van wat zij creëren ontstaat vanuit impulsen, het domein van het onbewuste. Maar niet altijd. En zeker niet bij een flegmaticus als Bert Bevers die, zonder in de valkuil van teveel uitleg te trappen, wel degelijk ook een boodschap wil uitdragen.

Kijk eens naar Viva il fascismo, Milano. Muurvlakken met graffiti op het eerste gezicht. Verschillende tekenpatronen waarvan sommige slecht met moeite leesbaar zijn. Al duidelijker is Atomica su islam maar om de vreugdekreet Viva il fascismo kun je niet heen. Deze woorden geven de voorstelling een lading die ons direct raakt Woorden in de taal waarin het fascisme geboren werd dan nog. Je hoeft de foto niet te bestuderen om de oneindige keten van associaties zich te voelen ontladen, de zwartwitrode tegenstelling ook…het fascisme als politiek systeem dat zich richtte op het recht van de sterkste, op de verondersteld gezonde volksaard, een onverslaanbare levensdrang naar ruimte en toekomst maar dat leidde tot systematische vernietiging: slachtpartijen op een schaal die in de menselijke beschaving nooit eerder voorkwam. Het ‘Lang leve’ in combinatie met ‘fascismo’ is een onmogelijkheid, behalve in de taal, behalve in het oog van de fotograaf, die deze tegenstelling, waar duizenden mensen gedachteloos aan voorbijgaan, vastlegt, opslaat en openslaat op een expositie. Ook deze linguïstisch-politieke stellingname past in het streven naar zuiverheid, waarheid. Het zal geen toeval zijn dat de fotograaf hier evenals in de voorgaande opname een contrast toont met leegte. Je hoeft niet op de plek geweest te zijn waar de foto is gemaakt om te veronderstellen dat deze gevelvlakken zich in een paradestraat bevinden, breed, maar gebukt onder een loodzware historie.

Over de meeste foto’s van Bert Bevers vallen wel onderliggende verhalen te vertellen en zelfs als die niet meteen hoorbaar zijn, zoals bij de opname Via Pesscherie Vecchie Bologna, kan er altijd nog genoten worden van licht en sfeer.

Bergen op Zoom,
een oord van zelfgenoegzaam dromen, en een klankkast van chauvinisme, zoals Bevers zelf in een van z’n bekendste verzen opmerkte, mag er trots op zijn dat binnen haar wallen een kunstenaar opgroeide die zich in zoveel verschillende richtingen en toch steeds met hetzelfde streven ontwikkelde en tot ver daarbuiten weerklank vond, op de eerste plaats als dichter.

Dubbeltalenten zijn al schaars, meervoudige talenten ronduit zeldzaam. Deze expositie toont slechts een klein deel van Bevers’ vermogen maar laat wel onmiskenbaar, niet mis te verstaan, de kern van zijn artistieke normen en waarden aan bod komen. Geen betere rechtvaardiging van dit bestaan dan zijn eigen woorden:

Ik huiver van begrip: nooit is het te laat om te blijven
waar men is. Nooit te laat is het. Het is altijd tijd

Albert Hagenaars, Bergen op Zoom, maart 2005

Enkele reacties op Waar blijft de toekomst? – Berichten uit het oude Europa

Een dichter kan uitzuiveren, slijpen aan een gedicht, herschrijven, iets weglaten, iets bijvoegen. Met monotypes kan dat niet: het moet allemaal in één keer gebeuren. Ook foto’s moeten het hebben van dat ene gezegende moment. Bert Bevers heeft in zijn monotypes een heel eigen beeldtaal ontwikkeld, met veel ritme en beweging. Wie goed kijkt ontdekt herkenbare elementen in deze werken die op het eerste zicht abstract lijken en misschien wat somber. Heeft de dichter ook in dit werk toch weer een verhaal willen vertellen? Zijn foto’s bespelen een heel gamma van emoties: van ontroerend over onheilspellend tot grappig. De objecten, die vreemde dingen die hij deftig zwart schildert en komische titels meegeeft, verheft hij eveneens, met een zelfde gevoel voor humor, tot kunst. Bert Bevers tekende met Waar blijft de toekomst? – Berichten uit het oude Europa voor een tentoonstelling die verrassend is, uitnodigt, uitdaagt en getuigt van kunst en kunde.

Roger Nupie

Deze tentoonstelling liet me dromen. De titels van de monotypes hoefden niet en toch weer wel. Ze wakkerden de poëzie nog aan. Ik voel me een beetje als een zombie, zodanig werkt dit werk op me in. Ook de foto’s zijn erg knap. Ze zijn méér dan foto’s: ze zijn registraties van een uitzonderlijk moment. Is het nu in Parijs of Antwerpen (het ondergesneeuwde Stadspark), ze zijn gemaakt door iemand die ‘het ziet’, ‘het voelt’, door een dichter dus.

Rose Vandewalle

Prachtig werk. Ik ben er stil van.

Albert Moelker